Hieronder een korte lijst van veelgebruikte begrippen in pandhuis wetgeving; de wettelijke uitleg daarvan en waar nodig gevolgd door een korte praktische toelichting.
Pandhuis (7:131 BW onder a): een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf pandbeleningen aanbiedt. [Naar het pandhuis wordt ook wel gerefereerd met “de pandhouder” of “de pandnemer”.]
Beleentermijn (7:131 BW onder b): de in de overeenkomst van pandbelening overeengekomen termijn waarbinnen de pandbelener de hem ter beschikking gestelde geldsom moet terugbetalen en de pandbeleningsvergoeding moet voldoen, voordat het pandhuis verplicht is de zaak aan de pandbelener terug te geven. [Over het algemeen wordt deze uitgedrukt in (kalender) maanden.]
Pandbeleningsvergoeding (7:131 BW onder c): alle beloningen en vergoedingen in welke vorm dan ook die het pandhuis in het kader van de overeenkomst van pandbelening in rekening brengt of ontvangt. [Over het algemeen wordt deze vergoeding uitgedrukt in rente per maand, maar hieronder zouden ook bijvoorbeeld taxatie of administratiekosten vallen.]
Maand (7:131 BW onder d): kalendermaand dan wel de periode tussen een dag van een kalendermaand en het einde van de overeenkomstige dag van de volgende kalendermaand.
Pandbelener/pandgever [Degene die geld leent van het pandhuis en ter zekering van die lening een goed in onderpand legt bij dat pandhuis. In feite de consument.]
Overeenkomst van pandbelening (7:130 lid 1 BW): …de overeenkomst waarbij de ene partij, het pandhuis, aan de andere partij, de pandbelener, een geldsom ter beschikking stelt en de pandbelener daartegenover een roerende zaak, niet zijnde een registergoed, in de macht van het pandhuis brengt met het beding:
a. hetzij dat het pandhuis de zaak aan de pandbelener teruggeeft, indien deze binnen de beleentermijn de geldsom volledig aan het pandhuis heeft terugbetaald en de pandbeleningsvergoeding volledig heeft voldaan, en dat het pandhuis eigenaar van de zaak wordt, indien volledige terugbetaling van de geldsom en volledige voldoening van de pandbeleningsvergoeding binnen de beleentermijn uitblijft; (zie verder 7:138BW) [In feite een lening met vuistpand met een beding waarin het eigendomsrecht van pandgever pas overgaat op het pandhuis zodra niet tijdig betaald is.]
b. hetzij dat de pandbelener de zaak terstond aan het pandhuis in eigendom overdraagt, maar het pandhuis gehouden is de zaak aan de pandbelener terug te geven, indien deze binnen de beleentermijn de geldsom volledig aan het pandhuis heeft terugbetaald en de pandbeleningsvergoeding volledig heeft voldaan.” (zie verder 7:136BW) [De “koop met recht op terugkoop”-constructie. Een voorheen veel gebruikte manier om onder oude pand(huis)wetgeving uit te komen, nadeel voor het pandjeshuis van deze constructie is dat er sprake is van verkoop met winst, waardoor er BTW over de marge zou moeten worden betaald.]