Groeiende groep “niet-kredietwaardigen” naar het Pandhuis?
In maart 2016 publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau het onderzoek van Jean Marie Wildeboer Schut & Stella Hoff getiteld; Een lang tekort; langdurige armoede in Nederland. Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dat langdurige armoede (periode van 3 jaar of langer ) tussen 2000-2013 in Nederland significant is gestegen terwijl kortdurende armoede relatief gelijk bleef. Over de gehele linie blijkt armoede in Nederland daarmee te zijn toegenomen. Veel mensen binnen die groep hebben behalve beperkte middelen ook nog schulden of betalingsachterstanden. Toegang tot krediet is voor deze mensen zeer beperkt als gevolg van de BKR notering die daarmee meestal gepaard gaat.
Het Nederlandse Bureau Krediet Registratie (BKR) houdt immers van elke persoon met een in Nederland afgesloten krediet een elektronisch dossier bij in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI). Alle instellingen met een bankvergunning zijn verplicht aangesloten bij het BKR, dus afgesloten kredietcontracten, zoals leningen of creditcards worden bijgehouden bij het BKR. Sinds 1 mei 2017 worden daarnaast zelfs nieuwe mobiele telefoons duurder dan 250 euro die in maandelijkse termijnen bij een telefoonabonnement worden verstrekt, bijgehouden bij het BKR. Het doel van het BKR is daarmee tweeledig; aan de ene kant beschermt het consumenten tegen overkreditering (te veel lenen waardoor ze in de schulden komen) en aan de andere kant beschermt het BKR financiële instellingen tegen kredietnemers die hun leningen niet kunnen aflossen.
Dat een kwetsbare groep mensen hiermee wordt beschermd tegen overkreditering, wil echter niet zeggen dat er binnen deze groep geen blijvende behoefte aan (klein) krediet bestaat. Pandhuizen bieden uitkomst voor die groep mensen, voor wie toegang tot reguliere leningen beperkt is. Het vrijblijvende karakter van pandhuispand; het gebrek aan een betalingsverplichting of restschuld en vooral de afwezigheid van BKR toetsing maken het een toegankelijk alternatief voor regulier consumptief krediet/consumentenkrediet.
Risico op misbruik bij Pandjeshuizen door gebrek BKR registratie?
In een op 16 november 2016 gepubliceerd artikel in het Nederlands Juristenblad (NJB) 2016/2058 p.2959 getiteld: Armoede in het Privaatrecht, wordt gezegd dat misbruik op de loer ligt nu Pandjeshuizen niet zijn aangesloten bij het BKR. Het argument dat gegeven wordt is dat nu de dwingendrechtelijke bescherming van het BKR ontbreekt, de consument extra kwetsbaar is voor misbruik. Helaas worden er in het artikel geen concrete voorbeelden gegeven van het soort misbruik dat op de loer zou kunnen liggen waarvoor volgens de auteurs van het artikel meer toezicht noodzakelijk zou moeten zijn.
Met de recente introductie van nieuwe regels rondom pandbeleningen in titel 7.2D van het Burgerlijk Wetboek (Pandhuiswet 2014), zijn er duidelijke regels gesteld over ondermeer het maximum rentepercentage per maand (4,5%) en de minimale beleentermijn (2 maanden) bij pandbeleningen. De Autoriteit Consument & Markt (ACM), is daarbij aangewezen om toezicht te houden op de pandhuis sector en om deze wetgeving te handhaven. Dat de ACM die taak serieus lijkt te nemen, getuige het feit dat deze onlangs een Online Pandjeshuis op de vingers tikte voor het hanteren van te hoge rente en een te korte beleentermijn. De vraag is in hoeverre er dan sprake is van specifiek risico op misbruik omdat pandjeshuizen niet aangesloten zijn bij het BKR? Is het niet juist het vrijblijvende karakter van pandhuispand dat de kans klein is dat kwetsbaren erdoor verder in de problemen komen? In tegenstelling tot koop of afbetaling, abonnementen of leningen bestaat er bij pandhuispand immers geen restschuld of bedrag dat blijft openstaan. Er is simpelweg een recht om terug te kopen binnen een bepaalde termijn. Verstrijkt die termijn en is er niet betaald, dan vervalt dit recht simpelweg. Eventuele winst, maar ook verlies bij doorverkoop van het niet teruggekochte goed komen voor rekening van het pandjeshuis.
Bestaat er dan geen risico op misbruik? Uiteraard bestaat er kans om misbruik. Zo bestaat er altijd de kans dat er pandhuizen zijn die zich niet aan bestaande wetten houden. Maar daarin is de pandhuis sector niet uniek. De straffen voor overtreding van de Pandhuiswet zijn met boetes tot €450.000,- niet mals. Een boete van die omvang zou voor vrijwel elk willekeurig pandjeshuis in Nederland direct faillissement betekenen, aangezien de meeste particuliere pandhuizen in omvang bescheiden ondernemingen zijn. Het is niet voor niets dat meerdere pandjeshuizen sinds invoering van de wet sluiting verkozen, boven het handhaven van hun oude beleenvoorwaarden met het risico op een ACM boete. Het risico op misbruik doordat pandjeshuizen zich niet aan de wet houden zal dus, hoewel aanwezig, vermoedelijk vrij klein zijn.
Maar het risico op “misbruik” bestaat ook wanneer de wet wel netjes gevolgd wordt, zeker wanneer er een duidelijk machtsverschil bestaat tussen partijen. Met een beetje fantasie zou je kunnen bedenken hoe pandjeshuizen die zich houden aan bestaande regelgeving toch misbruik zouden kunnen maken van hun positie. Als je aan de ene kant iemand hebt die verlegen zit om geld en aan de andere kant een partij die geld kan uitlenen, bestaat er immers risico op misbruik en hoe groter dat machtsverschil, des te groter het risico.
Zo kan een pandjesbaas met een regionaal monopolie, die weet van de benarde situatie van persoon x, bewust (te) weinig bieden voor een waardevol sieraad dat persoon x aanbiedt en wellicht niet kan terugkopen. De kans op dergelijk misbruik zou in dit geval beperkter zijn als er meerdere pandjeshuizen in de regio zaten en persoon x naar een concurrent kon lopen om een betere prijs te kunnen krijgen voor hetzelfde sieraad. De vraag is echter hoe men dit type misbruik, hoe moreel verwerpelijk ook, wettelijk zou kunnen indammen zonder aan fundamentele vrijheden te tornen. Het enige wat immers gebeurt, is dat persoon of partij B van omstandigheden misbruik maakt om goedkoop een zaak of goed van persoon of partij A te bemachtigen. Er zijn vergelijkbare situaties te bedenken, waarbij als de betrokken partijen groot genoeg zijn, de terminologie verandert in meer positief klinkende termen als “succesful acquisition”. Het toont de politieke lading van de vraag waar (sluw) “gebruik” eindigt en “misbruik” begint.
Wat in elk geval de kans op misbruik zoals genoemd in het voorbeeld zou kunnen beperken, is enige concurrentie tussen pandjeshuizen. Spijtig genoeg is juist die concurrentie sinds invoering van de Pandhuiswet 2014 aanzienlijk beperkt. Meerdere pandjeshuizen hebben immers als direct gevolg van de nieuwe wetgeving de deuren moeten sluiten omdat ze niet langer winstgevend konden opereren. Met een daling van het aantal pandjeshuizen of bedrijven die nog de optie om goederen terug te kopen aanbieden tot gevolg; een ontwikkeling waarvoor de wetgever voor invoering van de wet gewaarschuwd was door de branche.
Een treurige ontwikkeling samengevat
Het is een zeer treurige ontwikkeling dat armoede in Nederland de afgelopen jaren is toegenomen. (BKR-) Regulering rondom comsumptief krediet beschermt deze groeiende groep mensen tegen verdere schulden of financiële problemen door hun mogelijkheden op toegang tot dergelijk krediet te beperken. Voor krediet is deze groep mensen daarmee voornamelijk aangewezen op pandjeshuizen aangezien pandjeshuizen geen gebruik maken van BKR toetsing. In tegenstelling tot personen met meer middelen of zonder een BKR notering hebben deze mensen dus geen keuze tussen een reguliere lening of pandhuispand. Het is de vraag of je een dergelijke beperking van keuzevrijheid, hoe logisch of hoe nobel het doel ook moge zijn, zou moeten toejuichen.
Is het onwenselijk dat mensen afhankelijk zijn van pandjeshuizen juist omdat pandjeshuizen geen BKR registratie kennen? Dat ligt aan de meerwaarde die je wil toekennen aan een BKR registratie. Het valt daarbij te betwijfelen of het vrijblijvende karakter van pandhuispand überhaupt te rijmen valt met een verplichte BKR registratie. Aan de ene kant bestaat er voor de consument immers geen kans op schuld bij pandhuispand aangezien er geen betalingsverplichting is en aan de andere kant heeft het pandhuis de zekerheid van een BKR toetsing niet nodig aangezien zijn zekerheid ligt in het gegeven onderpand. Het is waarschijnlijk ook daarom dat de wetgever voor handhaving van de Pandhuiswet specifiek heeft gekozen voor de ACM en niet de AFM.
De prijs van het vrijblijvende karakter van pandhuispand is echter wel een hoger rentepercentage dan bij een reguliere lening. Het feit dat dit een gevolg is van het meer bewerkelijke karakter van een pandbelening en daarmee gepaard gaande hogere kosten voor het pandjeshuis, doet niets af aan die realiteit voor de consument. Zolang de consument de keuze heeft tussen verschillende vormen van krediet hoeft dat geen probleem te zijn, en dat is waarom het zo treurig is dat een groeiende groep mensen in ons land die keuze niet heeft. Dus het feit dat de mogelijkheid om te verpanden bestaat zou je kunnen toejuichen, maar het feit dat steeds meer mensen geen andere keuze hebben is een alarmerende ontwikkeling.